zaterdag 24 mei 2014

Opvoeders en huttenbouwers - boektijdschriftrecensie

Toen ik in 1976 een meisje van bijna tien jaar oud was, kreeg mijn oudste zus een tweeling. Twee meisjes. Extra handen waren natuurlijk welkom, en wat is er voor een meisje van 10 nou mooier dan twee échte baby’s. Een soort poppen 2.0. Ik genoot ervan om ze de fles te geven, te verschonen, in bad te doen, luiers te vouwen, met ze rond te lopen, te spelen en later, ze te helpen zindelijk te worden. Ik heb nog meer zussen, dus eigenlijk kwam er elke drie, vier jaar wel een kleintje bij, zodat ik opgroeide met kleine kinderen en zag hoe zij weer opgroeiden.

Toen ik vele jaren later zelf een baby kreeg, greep ik dan ook als vanzelf naar de omslaghemdjes en de katoenen luiers, ik wist nog hoe ik ze moest vouwen (maar leerde van een vriend een andere manier, met een dubbele landingsstrook). En uiteraard hoefde ik niet alles nieuw te hebben, maar kreeg ik van alle kanten tassen vol met babykleertjes, die ik na gebruik weer vrolijk doorschoof. Maar ik merkte dat jonge ouders in mijn omgeving helemaal niet zo vanzelfsprekend ervaring hebben met kleintjes in hun omgeving. Zij hadden maar één zus of broer (die meestal nog kinderloos was) en geen nichtjes en neefjes in hun omgeving.

Opvoeden is dan ook niet meer zo vanzelfsprekend en makkelijk als het geweest is. Eerdere generaties “kregen” gewoon kinderen, en hun grootste zorg was om ze gevoed en gewassen te krijgen. De kinderen groeiden vooral met elkaar op, en werden haast vanzelf groot. Maar de tijden zijn veranderd. Huidige ouders hebben niet meer de vanzelfsprekende ervaring met kleine kinderen, en ook het teruggrijpen op de opvoeding die ze zelf kregen, werkt niet altijd. De eisen zijn veranderd en vooral enorm opgeschroefd. Zo stond in mijn eigen jeugd de huiskamer blauw van de rook, tijdens verjaardagen en feestjes. De sigaretten en sigaren stonden klaar op tafel, voor de visite. Tegenwoordig is roken in huis en de auto is tegenwoordig vrijwel overal taboe, al helemaal met een kindje in de buurt. De kennis vanuit het verleden ouders biedt daarom – en om heel veel andere redenen- vaak weinig houvast, maar ook komen ouders daartegen in opstand, ze vinden de tradities (laten huilen, slapen in het eigen bedje, voeden op vaste tijden, enzovoorts) veel te streng. Het vóelt gewoon niet goed. Maar ook in het woud van de nieuwe pedagogische stromingen is het soms flink zoeken, en bij je buurvrouw hoef je ook niet altijd aan te kloppen, zij denkt er vaak weer anders over dan jij. Veel ouders keren zich af van zowel traditie als de hoofdstromen in de pedagogiek: zij zoeken naar het optimale contact met hun kindje, maar ook naar de diepere waarden van het leven: genieten van de natuur, zelf ontdekken, en tégen het consumentisme in dat je vertelt dat je een goede ouder bent als je maar product X koopt. Dat ook nog eens enorm vervuilend is.


Voor deze (maar eigenlijk voor alle) ouders is er een nieuw boektijdschrift: Opvoeders en huttenbouwers. Het is de eerste papieren uitgave van het online magazine voor ouders “Kiind”, waarin hun beste artikelen verzameld zijn, als gids voor een bewust leven en opvoeden, en voor puur genieten met je kinderen, en – ook dat zie je nog niet zo veel- net zo goed geschreven voor vaders als voor moeders. Een echte aanrader, vooral omdat de verschillende artikelen zo ongeveer alle aspecten van het ouderschap omvatten, van een ontspannen geboorte tot het bouwen van een hut. Daarbij worden de goede elementen uit de traditie (het zelf maken van brood en toetjes of het –mogen- kiezen voor thuismoederschap) en met een stevige theoretische onderbouwing en verwijzing naar verdere literatuur. En ook nog eens ontzettend leuk om te lezen, je krijgt meteen zelf zin om een hut te bouwen of een vuurtje te stoken. Eens vragen of mijn dochter van 16 daar zin in heeft… 

Opvoeders en huttenbouwers, van de makers van Kiind. Uitgeverij Noest, 15 euro. Elke euro dubbel en dwars waard, een aanrader! 

donderdag 15 mei 2014

Wat we kunnen leren van Project P

Al vóór het televisieprogramma “Project P, stop het pesten”  werd uitgezonden, ontstond er een fikse discussie, met name over de vraag of een slachtoffer van pesten de dagelijkse mishandelingen mag filmen met een verborgen camera, en of een televisiezender daarvan een programma mag maken en uitzenden. Aanleiding voor deze felle discussie was, dat de schoolleiding van één van de afleveringen, een kort geding tegen RTL aanspande om uitzending van het tv-programma te voorkomen.

Inmiddels heb ik drie afleveringen bekeken (1), waarin het pesten met succes bleek te zijn aangepakt, ook als de presentator enige weken later het slachtoffer opnieuw opzoekt. Hoewel ik aanvankelijk grote bezwaren had tegen het programma – het risico voor het slachtoffer leek me té groot – moet ik zeggen dat ik de afleveringen behoorlijk zorgvuldig gemaakt vond. En ja, het pesten was blijkbaar opgehouden. Het intrigeerde me wel: wat precies had ervoor gezorgd dat het pesten stopte, en waarom?

Maar aan de andere kanten zijn er de berichten uit de bovengenoemde rechtszaak. Met die jongen gaat het – zoals ik voorspelde (2)- niét goed. De sfeer op school werd alleen maar onveiliger, en hoewel de school het ontkent, voelt hij zich daar niet langer welkom. Wat ging er precies mis, en waarom?

Met andere woorden: wat kunnen we leren van Project P?

Hoe zit het tv-programma in elkaar? Eigenlijk zien we niet zo heel veel van het pesten zelf. Wat we zien is vooral de pijn van het slachtoffer. Het verdriet en de voortdurende stress. De beelden zelf zijn schokkend, maar zodanig geblurred en vervormd, dat ze eigenlijk ook niet zoveel zeggen. Je hoort een paar scheldwoorden, je ziet een of twee trappen. Erg genoeg, maar het is niet zo heel veel. Negentig procent van de uitzending gaat naar het verhaal eromheen. Waarschijnlijk krijgen de ouders en de klas- of teamgenoten veel meer, en onvervormde beelden te zien, want vooral aan hun geschoktheid kan de tv-kijker zien hoe erg het pesten is.

En dat is ook meteen de grootste verdienste van Project P: dat duidelijk wordt hoe ingrijpend pesten is. Het gaat niet om één keer uitgescholden te worden, of een keer met een bijnaam aangesproken te worden. Het gaat niet om één fysieke aanvaring. Pesten is de constante dreiging van verbale en fysieke mishandeling. Dagelijks, door verschillende personen, elke dag weer. Niet weten wat je kunt of moet doen om het te voorkomen, maar daar toch de hele tijd mee bezig zijn: als ik deze kleren aantrek, gaat het dan goed? Als ik een andere tas heb, kan dat wel? Als ik straks de gang door moet, of het lokaal in. Of naar huis fietsen. De continue angst en onzekerheid breken het slachtoffer af, zowel geestelijk als fysiek. Slachtoffers van pesten leven in een voortdurende hel.

Het vreemde is dat vrijwel niemand het ziet. De ouders zien een verdrietig, angstig kind, maar weten ook niet precies hoe het is. De leerkrachten weten soms wel dat een kind aangeeft gepest te worden, maar krijgen vrij weinig mee van de gebeurtenissen. Of ze zien één incident, waarvan ze dan wel of niet iets zeggen, maar hebben geen idee van het geheel. Zelfs de daders zeggen – na confrontatie met de beelden - nauwelijks door te hebben gehad hoe erg het pesten was, omdat ze alleen van hun eigen acties weet hadden. Maar niemand wist hoe het was om in de schoenen van het slachtoffer te staan. Tot Project P.

Wat doet Project P eigenlijk om het pesten te stoppen? Wat is het, dat werkt?

Om te beginnen krijgt het slachtoffer een "advocaat" in de vorm van een populaire televisieheld. Iemand die hem of haar helemaal steunt, die geen frasen gebruikt als: “ja, maar vraag je er niet een beetje om”, of “je zoekt het ook wel altijd op”, maar die zich inleeft en vooral: die steunt en vooral zegt dat het slachtoffer juist een sterke, leuke persoon is. Die vraagt of hij het aandurft om met een camera naar school of training te gaan, wetende dat er ellende komt, maar met de troost dat er dan eindelijk bewijs op tafel komt. En dat er echt iets aan gedaan gaat worden.

De beelden spreken vervolgens voor zich. Ouders zijn geschokt, leerkrachten (trainers) en klasgenoten zijn geschokt. Wisten de pestkoppen dan niet wat ze deden? Ja, zeker wel. Maar ook zij hadden het overzicht niet en vooral: ze waren opgehouden zich voor te stellen wat de impact op het slachtoffer was. Pesten is het actief uitschakelen van identificatie, van empathie voor het slachtoffer. Het is ook een –vaak stilzwijgende- afspraak in de groep: we sluiten hem sámen uit. Pesten geeft op die manier een vorm van saamhorigheid; dat het ten koste gaat van een mens, wordt verdrongen. De confrontatie met de beelden maakt aan die verdringing een einde. Vooral ook omdat die confrontatie geleid wordt door een sterke, populaire figuur als Johnny de Mol (tjee, daar is Johnny de Mol, in ónze klas!) en voor het voetbalteam hadden ze er zelfs een mastodont als John de Wolf bij. Daar kun je echt niet omheen. Benadrukt wordt dat het filmen met een verborgen camera enorme lef vereist. Daarmee wordt de voormalige definitie “x is een loser” omgezet in “x heeft lef”.

De pestkoppen schrikken enorm. Niet alleen van hetgeen ze het slachtoffer hebben aangedaan, maar ook van het feit dat ze dat blijkbaar niet ongezien hebben gedaan – wat ze tot dusver dachten. En vervolgens dat ze afgaan. De samenzwering (wij mogen hem pesten, met elkaar) is doorbroken. Toch worden ze niet al te zeer aan de schandpaal genageld. Niet het verleden is belangrijk, maar de afspraak dat het vanaf nu anders wordt. Daar doen de programmamakers heel verstandig aan. Het risico van teveel nadruk op beschuldigen is, dat de (voormalige) pestkoppen dat niet pikken, waarna het pesten alleen maar toeneemt.
Het is niet alleen het slachtoffer die een nieuwe kans krijgt, dit geldt ook voor de pestkoppen. Ook al werken ze mee aan de samenzwering, dat wil nog niet zeggen dat ze dat ook fijn vinden. Van pesten gaat immers de dreiging uit dat jij de volgende zult zijn, als je niet meedoet. Wat je ziet is dat de hele groep blijer is als het pesten is opgelost, zelfs hun cijfers gaan omhoog. Of zoals de klasgenoten van Xandra zeiden: wij zijn niet langer die rotklas.

Toch gaat het niet altijd goed. Rondom de jongen op het Einsteinlyceum, waar dit verhaal mee begon, is nog altijd veel onzekerheid. Met een slag om de arm – welke versie moet ik geloven- kunnen we toch wel vaststellen dat het pesten daar niet is opgehouden. De jongen mocht niet meer in zijn eigen klas komen, en pas na de pauze van zijn klasgenoten naar school komen. Zijn schoolwerk maakte hij in de directiekamer, zo vertelde zijn moeder in NRC Handelsblad (3). En ondanks dat de rector van de school op Twitter liet weten dat de jongen nog gewoon welkom is, hebben hij en zijn ouders duidelijk niet die indruk.

We kunnen alleen maar gissen wat er precies is misgegaan. Maar zelfs als de school goede bedoelingen had met de rechtszaak, namelijk het beschermen van de privacy van slachtoffer én daders, pakt dit in dit geval duidelijk niet goed uit. De boodschap naar de pesters en hun ouders is wel degelijk dat deze jongen – met de programmamakers, mét zijn ouders- over de schreef is gegaan, dat die jóngen het probleem is en niet de pesters. Dat krijgt de jongen nu op zijn brood, en de pesters voelen zich gesterkt in hun samenzwering, de empathie blijft uitgeschakeld.
Dat is een belangrijk verschil met de andere afleveringen, waar de school (of de voetbalclub) wél overging tot samenwerking met het programma. De groepsnorm werd omgebogen en die ontwikkeling werd vervolgens door de school of de club vastgehouden.

Project P zet de scholen dan ook enorm voor het blok (en in hun hemd). Niemand wil graag horen dat hij tekort schiet, en waar de scholen al maanden of jaren aan het sleutelen waren, lossen zij het probleem in een handomdraai op. Toch doen alle scholen er verstandig aan, te leren van Project P: wat pesten is, hoe structureel het pesten is en hoezeer het verweven is met de groepsnorm. Dat los je niet op met incidentenpolitiek (alleen ingrijpen als je een overtreding ziet) of met een pestprotocol op de plank. Je zult veel meer moeten sturen op een positief groepsproces, waarbij je alle kinderen betrekt en de pestkoppen de kans geeft om te veranderen.
Een dergelijke benadering werkt het beste vanuit een positief geleid schoolklimaat, waarin leerkrachten en schoolleiding zich gezamenlijk inzetten voor veiligheid en respect. Communicatie met ouders is essentieel, maar met tegelijk ook de morele boodschap: pesten op school is schadelijk voor iedereen, dus ook voor uw kind.

Betekent dit, dat ik alleen maar sta te juichen bij Project P? Nou, toch niet helemaal. Er zitten fundamentele bezwaren aan het filmen met een verborgen camera, zoals de rol van het filmende kind dat als enige weet dát er gefilmd wordt. Hij is niet langer alleen subject (zo hij dat ooit was): mogelijk zoekt hij specifieke daders en omstandigheden op. Daarbij is elk televisieprogramma een gemonteerde en dus geselecteerde versie van de werkelijkheid. Er zijn veel achtergronden, die wij niet te zien krijgen, óók bij de pesters. Nu worden deze gelukkig door het programma niet heel negatief in beeld gebracht, maar toch. Ik begrijp de weerstand van het Einsteinlyceum ook wel. Privacy is inderdaad een issue als je een veilige omgeving wilt bieden (maar dat wil niet zeggen dat die omgeving ook inderdaad veilig is, en daar heeft Project P weer een punt). En daarbij gaat het om jonge kinderen, die in een complexe sociale situatie, met een klasgenoot met specifieke problemen, met elkaar moeten (leren) omgaan.

Maar dat ze daarbij een strak moreel kader, onder sterke begeleiding, en confrontatie met hun daden nodig hebben, wordt ook duidelijk. Daar is niet per sé een verborgen camera voor nodig, maar wel volwassenen die hun ogen en oren openhouden en vooral ook wéten wat ze horen: structureel pesten bestaat - naast de fysieke bedreigingen en af en toe een schop- vooral uit tientallen speldenprikken en kleine duwtjes in de rug. Het is te hopen dat de goede elementen van Project P door scholen en sportclubs worden meegenomen. Want we kunnen niet alle tienduizenden kinderen en jongeren die gepest worden, uitrusten met een verborgen camera, inclusief Johnny de Mol en RTL. Wel kunnen we kijken, leren en met elkaar werken aan een veilige school en club voor álle kinderen.


(1)    Je kunt de afleveringen van Project P hier terugkijken: http://www.rtlxl.nl/#!/gemist/project-p-stop-het-pesten-304895
(2) Bij Studio Max Live, donderdag 10 april 2014: http://www.studiomaxlive.nl/uitzending/studio-max-live-donderdag-10-april-2014/
(3)    In NRC-Handelsblad van 14 mei 2014: “`Ze scholden, gingen op zijn rug staan’.”