(Deze tekst
schreef ik voor het liber amicorum
ter gelegenheid van het afscheid van de socioloog Bart van Heerikhuizen als
Universitair Hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam.)
Het was eind jaren tachtig en
ik volgde de colleges Grondslagen van de Sociologie van Bart van Heerikhuizen.
Ik weet niet eens meer over welke Grote Socioloog het ging, maar toen Bart zei:
“net zoals de Spin Sebastiaan*, het is niet goed met hem gegaan” maakte mijn
hart een sprongetje. Want ik herken me wel in Sebastiaan, met zijn drang van
binnen, die je zou kunnen omschrijven als een moreel kompas. In de colleges
over de grondslagen vond ik de heipalen voor mijn eigen sociologische
fundamenten. Daarom, speciaal voor Bart, een stukje over de betekenis van de
Spin Sebastiaan voor de sociologie.
“Door
het raam klom hij naar binnen, eigenzinnig en niet bang. Zeiden alle andere
spinnen: kijk daar gaat hij met zijn drang.”
We leven in een tijd waarin dit
morele kompas van groot belang is. Het
geeft richting aan het zelfsturende individu, dat zich in decennialange
processen van democratisering en individualisering heeft losgemaakt van
dwingende verbanden en zelf het eigen lot en de richting van zijn/haar leven in
handen heeft genomen. Maar inmiddels is dit morele kompas van individueel
kenmerk tot belangrijkste bepaler, ja zelfs tot enige bepaler en neoliberaal geloofsartikel
verheven. Niet langer wordt naar generaties lange processen van seksespecifieke
socialisatie, structurele ongelijkheid en discriminatie gekeken als bijvoorbeeld
vastgesteld wordt dat er nog steeds minder vrouwen dan mannen aan de top zijn.
Nee, die vrouwen hebben het aan hun eigen laksheid te danken dat zij niet
verder komen. Zo is althans de toon van het huidige debat.
Inmiddels wordt ieder aspect
van het menselijk leven en leed als een puur individuele zaak opgevat. Elke
verwijzing naar omstandigheden wordt afgeserveerd met het dodelijke verwijt van
slachtofferdenken, dus men zit zich harentrekkend in een hoekje te verbijten, wat
ook als gevolg heeft dat er nauwelijks nog gedemonstreerd wordt. Want je zou
allen maar protesteren tegen je eigen falen. Geen wonder dat vakbonden
vergrijzen en juist de ouderenpartij zo groot wordt. De jongeren maken zich
stille verwijten. Of zijn succesvol en hebben dat natuurlijk óók aan zichzelf
te danken.
Dit is waar C. Wright Mills op
doelde in zijn boek The sociological
imagination (1959). Hij geeft het voorbeeld dat wanneer één persoon
werkloos is, dat een persoonlijk probleem is dat in de privésfeer moet worden
opgelost. Maar als 15 miljoen van de 50 miljoen werknemers werkloos zijn, dan moet
je niet kijken naar het domein van mogelijkheden van het individu, maar naar de
structuur van economische en politieke instituties.Het pleidooi van Mills voor een
onderscheid tussen persoonlijke problemen en
publieke issues is nu weer heel actueel. Sociologische
verbeeldingskracht is verder te zoeken en harder nodig dan ooit. De focus moet
verschoven worden van persoonlijke verdienste danwel individueel verwijtbaar
falen naar een perspectief waarin de situatie gezien wordt als kruispunt tussen
de eigen biografie en de geschiedenis en structuur van de samenleving. Niet om aan
de eigen verantwoordelijkheid te ontkomen, maar juist om deze scherper afgebakend
te krijgen. Ondanks het belang ervan voor het individuele leven, mag de context
van het morele kompas niet uit het oog verloren worden. De som van alle morele
kompassen tezamen is namelijk geen samenleving met een moreel kompas, maar
juist één zonder. Als we niet uitkijken.
Hier komt de tegendraadsheid
van de Spin Sebastiaan uitstekend van pas. Het vergt moed om je web te spinnen,
het weven van verbindingsdraden tussen de persoonlijke verhalen, om te zien dat
het web als geheel méér is en een geheel eigen patroon – of zo je wilt
figuratie - laat zien. Wat de Spin Sebastiaan doet, is het bedrijven van echte
sociologie, hij heeft vast college bij Bart gevolgd.
Het vergt eigenzinnigheid,
tegen de hoofdstroom van kortzichtigheid en reductionisme in, om als socioloog
het web te weven, om je drang te volgen, eigenzinnig en niet bang. Nu maar
hopen dat het de sociologen beter vergaat dan de Spin Sebastiaan. Hij werd
opgeveegd.
*Uit het gelijknamige gedicht (1951) van Annie
M.G. Schmidt
Literatuur: C. Wright Mills: The sociological imagination (1959)
Paul Verhaeghe: Identiteit (2012)
Literatuur: C. Wright Mills: The sociological imagination (1959)
Paul Verhaeghe: Identiteit (2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten