Op de WRR-Lecture 2013 hield Richard Wilkinson een boeiend
betoog met een keiharde waarheid. Samenlevingen met grote ongelijkheid doen het
slechter op allerlei gebied: tienerzwangerschappen, (geestelijke) gezondheid, kennispeil,
sociale mobiliteit, verslavingen, het aandeel mensen in de gevangenissen,
enzovoorts. Wat vooral van belang is, is
dat deze nadelen niet alleen de lagere sociale klassen treffen, maar door de
hele samenleving heen meetbaar is. Zelfs de mensen in de hoogste
opleidings/inkomensklassen doen het in deze opzichten “slechter” dan hun
soortgenoten in een ontwikkeld land met een kleine sociale ongelijkheid. Aan de
slechte kant van het spectrum staan de VS, aan de gunstige kant (met weinig
ongelijkheid en goede scores) de Scandinavische landen en Japan.
Na de voordracht van Wilkinson traden er drie sprekers op
over de vraag hoe in dit opzicht de situatie in Nederland is. Hoewel Nederland in
de Europese landen een middenpositie bekleedt, is volgens hoogleraar economische en sociale geschiedenis Bas van Bavel met name de verdeling van het
vermogen in Nederland enorm scheef. De “onderste” 60% van de bevolking bezit
samen slechts 1% van het totale vermogen in Nederland (en dit is nog gunstig
weergegeven, omdat er op het naar het buitenland gesluisde vermogen natuurlijk
geen zicht is). De rijkste 2% van de Nederlanders bezit samen 32% van het
totale vermogen (of meer dus). Gelach in de zaal toen Van Bavel meldde dat de
gehele media in Nederland in handen zijn van drie miljardairs: De Mol,
Berlusconi en Murdoch. Grappig ja, maar denk je de politieke implicaties daarvan eens in, aldus Van Bavel.
Karien Stronks, hoogleraar sociale geneeskunde aan de
UvA/AMC, liet zien hoe lager opgeleiden in Nederland niet alleen een korte
levensverwachting hebben, maar vooral ook een veel langere periode van
gezondheidsproblemen. Laagopgeleide mannen en vrouwen hebben 14 jaar eerder
gezondheidsproblemen dan hoogopgeleide mannen en vrouwen. [1] Stonks wees op verschillende oorzaken voor dit enorme
verschil op verschillende factoren. Naast leefomgeving en ongezond werk speelt
vooral gedrag een belangrijke rol. Op dat punt komt het beleid in een impasse
terecht, omdat mensen zich niet graag op hun gedrag laten aanspreken, dat wordt
al gauw als betuttelend opgevat.
Daar zit volgens mij dan ook de grootste denkfout (van de politiek, niet van Karien Stronks). We zien
gedrag, in dit geval de ongezonde leefstijl van de laagopgeleiden: vet eten en
roken, teveel als een individuele keuze. Elke beperking aan dat gedrag kan dan
inderdaad worden opgevat als betutteling, een inperking van de in onze cultuur
zo hooggedragen keuzevrijheid. Maar de vraag die we ons moeten stellen is:
klopt dat wel? Is ongezond gedrag in de lagere sociale klassen wel een vrije
keuze? Wat betreft roken en ongezond eten is dat maar zeer ten dele waar. In dit
artikel wordt uitgelegd dat ongezond gedrag meestal het gevolg is van
armoede en slechte leefomstandigheden en niet de oorzaak.
De schrijfster zegt heel terecht dat ze met het maken van
een gezondere keuze helemaal niets opschiet: het verandert niets aan haar
situatie en het zou haar de enige troost en ontspanning ontzeggen die ze nog
wel heeft. Daaraan zou ik willen toevoegen: roken en eten (alcohol ook
trouwens) zijn bij uitstek sociale aangelegenheden. Je rookt zoals je directe
omgeving (huisgenoten! familie!) rookt, je eet zoals je gezin, familie,
kennissen, vrienden eten. Je kunt er dan voor kiezen om niet te roken (hoe hou
je dat vol, afkicken als de rest wel rookt?) of niet mee te eten. Maar dat
betekent een sociale isolatie van heb ik jou daar. En het levert je helemaal
niets op. Behalve misschien, ooit, op den duur, een piepklein beetje
gezondheidswinst. Welke overigens teniet zal worden gedaan door verlies aan
sociaal netwerk - maar dit terzijde.
Willen "we"
daar iets aan veranderen, dan moeten we niet sturen op gedrag (want
betuttelend) maar op omstandigheden. Wisten jullie dat de prijs van groente en
fruit de afgelopen jaren gestegen is ten opzichte van andere voedingsmiddelen?[2]
Daarnaast is er een enorme verleidingsindustrie die ervoor zorgt dat het aanbod
van ongezond vrijwel overal aanwezig is (en met name op de plekken waar gewone mensen komen: winkels, bioscopen, zwembaden! sportzalen en -kantines!) Het
aanbod van gezond ontbreekt, ga zelf maar kijken. Het is er niet. De minister
denkt dat wij zelf gezonde keuzes maken in een gezonde omgeving. Het omgekeerde
is waar: we maken ongezonde keuzes in een ongezonde omgeving. Die omgeving ziet
er voor hoger opgeleiden overigens anders uit dan voor lager opgeleiden.
Sturen op omgeving dus, niet (direct) op gedrag. Waarom
zorgen scholen niet voor een gezond aanbod van eventueel ontbijt en in ieder
geval lunch? Als je een schaal gesneden fruit en rauwkost voor een bunch pubers
neerzet, is het weg voor je met je ogen kunt knipperen. [3] Het huidige gezondheidsbeleid richt zich op gedrag. Wat nog
erger is: ze werkt samen met de aanbieders van ongezonde producten. De gedachte
is dat deze aanbieders dan vanzelf gezondere producten gaan leveren. De
realiteit zal zijn dat ze hun merknamen op scholen kunnen promoten.
Merkentrouw, je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen... [4]
De ware ongelijkheid zit dus in de beperking van de
keuzevrijheid door de omstandigheden. Daar moeten we die mensen niet op
aanspreken, want dat is inderdaad betuttelend. Maar ook geheel onterecht. Laten
we zorgen voor een structureel gezonde omgeving, dan volgen de keuzes vanzelf.
(voor een kernachtige samenvatting van het betoog van Wilkinson zie http://www.ted.com/talks/richard_wilkinson.html)
[2] Volgens
onderzoek van Henriëtte Prast: http://m.mejudice.nl/m/a/ar/weg-met-btw-op-groente-en-fruit
[3]
zie hiervoor ook mijn column op Sociale Vraagstukken: http://www.socialevraagstukken.nl/site/column/tekortschietende-ouders-of-tekortschietende-overheid/
[4]
http://www.jongerenopgezondgewicht.nl/partners
(met een beetje doorklikken kom je ook bij coca-cola)