Dit artikel verscheen eerder op
www.socialevraagstukken.nl
Het is een hot topic in het nieuws. ‘Pubers willen
een pubergesprek’. Het voorstel is om de serie bezoeken aan de jeugdarts van de
GGD (op 6, 9 en 12-jarige leeftijd) (1)uit te breiden met een ‘pubergesprek’ op
16-jarige leeftijd, ondermeer om beter zicht te krijgen op zaken als obesitas,
alcohol- en drugsgebruik en om eventueel seksuele voorlichting te kunnen geven.
(2) Er is veel voor te zeggen. Het is belangrijk om zicht te houden op hoe
kinderen zich ontwikkelen, uit het oogpunt van preventie, om tijdig door te
kunnen verwijzen en op die manier grotere problemen te voorkomen. Eén dossier,
van consultatiebureau tot schoolarts in het 16e jaar, lijkt dan ook
ideaal. Ook collectief, zodat zichtbaar wordt wat er zoal speelt onder de
jeugd. Te veel zorg en beleid is versnipperd en ad hoc. Om goed preventief
beleid te kunnen voeren is kennis van actuele ontwikkelingen noodzakelijk,
zowel individueel als collectief.
Je kunt je afvragen of pubers zitten te wachten op
nog een gesprek als ze 15 of 16 zijn, maar volgens onderzoek vindt 63% van de
pubers dit een goed idee en zegt 20% zelf behoefte te hebben aan zo’n gesprek.
Geen wonder dus dat Éénvandaag (en in navolging daarvan vele anderen) kopte:
‘Scholieren vóór pubergesprek’. Wat pas verderop in het artikel vermeld werd,
was dat 79% van de scholieren vindt dat het pubergesprek vrijblijvend moet zijn
en dat 47% van hen niet denkt dat het voor-naamste doel - obesitas bestrijden
-met het pubergesprek bereikt kan worden. (3)
De beste manier, volgens de ondervraagde jongeren,
om obesitas tegen te gaan, is het gezonder maken van het aanbod en het duurder
maken van ongezonde producten. Ze willen graag op meer plekken gezonde keuzes
kunnen maken. Deze noodkreet wordt echter als een soort bijproduct van het
nieuwsbericht gepresenteerd en kreeg nauwelijks aandacht. En dit is niet de
enige keer. Een ander recent bericht luidt: ‘Ouders hebben een te rooskleurig
beeld over eten en bewegen’. (4)De nadruk wordt gelegd op de tekortschietende
ouders. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het eetpatroon van hun kinderen?
Pas verderop in het artikel wordt vermeld dat ouders vooral behoefte hebben aan
een gezondere omgeving. Kinderen kunnen volgens hen te makkelijk aan ongezonde
voeding komen en ouders vinden het vervelend hier geen controle over te hebben.
Vooral de frisdrank- en snoepautomaten op school zijn hen een doorn in het oog.
Voor de pubergesprekken (de schoolartsen en
–verpleegkundigen) is 26 miljoen euro uitgetrokken. Daarnaast luidt de opdracht
dat scholen meer aandacht moeten besteden aan bewegen en het aanbod in de
kantines gezonder moet worden. (5) Het is echter nog maar de vraag in hoeverre
deze sub-opdrachten uitgevoerd gaan worden. Terwijl de omgeving waarin kinderen
(6)opgroeien vergeven is van de verleidingen en de ongezonde producten, stuiten
voorstellen om de omgeving gezonder te maken op grote weerstand. Zo ook het
voorstel van een Amsterdamse wethouder, om de aanwezigheid van een patatkar pal
naast het schoolplein te verbieden. (7)Volgens een Volkskrant-columniste is een
dergelijk verbod ‘idioot en betuttelend’.(8) Volgens haar hebben tieners altijd
al veel zin in patat en andere vette snacks, en is het aanleren van
zelfbeheersing tegen die verleidingen de taak van de ouders. De overheid mag
zich niet bemoeien met wat wij in onze mond stoppen.
De rol van de overheid hierin ìs echter al vrij
gering. De industrie van ongezond gemaksvoer heeft een reclamebudget dat 3000
keer zo hoog is (!) als dat van de (overheids-)voorlichting voor gezonde
voeding. (9) We worden niet zozeer betutteld door de
overheid, als wel geïndoctrineerd en verslaafd gemaakt door de
gemaksvoedselindustrie. Voedsel met een hoog vet- en suikergehalte blijkt
namelijk verslavend te werken en het lijkt dan ook aannemelijk dat
fastfoodproducenten en de voedingsindustrie op die verslavingsgevoeligheid
inspelen (10). In vrijwel alle voedingsmiddelen zit
tegenwoordig suiker of glucosestroop, zelfs ham of filet américain. De schappen
van de supermarkt zijn voor het overgrote merendeel gevuld met verleidelijke,
niet zo gezonde producten, zoals chips, frisdrank, koek, snoep en zoutjes.
Degene die daarin nog een gezonde keuze wil maken, wordt misleid door vage
gezondheidsclaims. Denk hierbij aan ontbijtkoek, waar met grote letters op
staat dat het ‘van nature vetarm’ is, maar dat voor 35% uit suikers bestaat. Of
aan Liga Fruitkick, waarvan de `fruitvulling’ vooral suikers en slechts 6,7%
fruit bevat. (11) Loop eens over een winkelcentrum met
knagende trek: waar vind je een gezond broodje? Eerder kans dat je bezwijkt
voor patat, hema-worst, kaaspizza of andere ongezonde ‘keuzes’. Wat tref je aan
in de sportkantine? Patat en kroketten, frisdrank, zakjes chips. In het
zwembad? Idem dito.
In deze samenleving is keuzevrijheid het parool.
Elke restrictie wordt ervaren als betuttelend, als een inbreuk op het
zelfsturende en zelfkiezende individu. Maar in hoeverre zijn wij, en met name
kinderen, wel zelfsturend en zelfkiezend? De druk van de groep is groot, zeker
onder pubers. De druk van de verleiding is nog veel groter en de weerstand
daartegen maar heel beperkt, en dat weten de fabrikanten van gemaksvoer en de
leveranciers van de horeca maar al te goed. MacDonalds heeft steeds meer
salades in de aanbieding. Daarmee werken ze aan een gezonder imago en komen ze
tegelijkertijd tegemoet aan de wensen van de klanten, zie zeggen gezondere
producten te willen. Zeggen, want éénmaal over de drempel, is de aanschaf toch
weer ongezond. (12)
Overgewicht is vooral een omgevingsprobleem. De
omgeving is verziekt, en de genetische aanleg en de sociale klasse van het kind
bepalen de mate waarin die omgeving invloed heeft en leidt tot overgewicht. De
hoogopgeleide opiniemakers hebben waarschijnlijk zowel geërfde slanke genen als
een sociale omgeving die hen steunt. Zij wijzen op de verantwoordelijkheid van
de ouders, maar welke ouder is erbij om zoon- of dochterlief tegen te houden
als de patatkraam naast het schoolplein de verleidelijke geuren op de puber
loslaat? Je kunt je kind gezond eten meegeven, maar als de kantine naar
kroketten of kaassoufflés geurt, is de kans groot dat de meegebrachte
boterhammen in (of naast) de prullenbak belanden. Juist de jongeren die al iets
te zwaar zijn en proberen de verleidingen te weerstaan en gezonde keuzes te
maken, hebben het moeilijk. Hun slanke leeftijdgenootjes kunnen zonder
problemen naar de snackbar, of kopen elke pauze roze koeken of chips. Dat
sommige jongeren nog niet dik zijn, komt namelijk vooral door hun gunstige
genen en meestal niet door hun verstandiger eetgedrag.
Zowel ouders als pubers vragen daarom om een
gezondere omgeving. Een omgeving die niet voortdurend verleidt, een omgeving
waarin je gezonde keuzes kunt maken en die niet voortdurend een beroep doet op
zelfbeheersing. Een gezonde kantine zou de gezondheid en conditie van àlle
jongeren ten goede komen. Geen frisdrank of vette hap, maar een gezond aanbod.
Wie zegt dat pubers geen fruit lusten? Zet maar eens een bord met vers gesneden
fruit of rauwkost op tafel. Het is weg voor je met je ogen kunt knipperen. Het
is maar hoe je het aanbiedt. Maar de schoolkantines van tegenwoordig moeten ook
winst maken en concurreren met de patatkraam op de hoek en de supermarkt
verderop. Dus passen zij hun aanbod aan en bieden ze vette en zoete hap.
Samenwerken met de supermarkten lijkt een optie, maar vergeet niet dat het
belang van de supermarkten en horeca bovenal economisch is. In Australië mag er
in de buurt van scholen geen fast-food verkocht worden.
(13) In Nederland probeert men via educatieve programma’s
(14) de scholen, jongeren en supermarkten te laten samenwerken, opdat
jongeren gezondere keuzes maken. Maar uiteindelijk draait het daarbij om de
jongeren en hun keuzes, niet om de omgeving. Het argument daarbij lijkt zinnig:
als volwassenen zullen ze immers óók zelfstandig gezonde keuzes moeten maken.
Maar uit de groei van obesitas onder de bevolking blijkt wel dat dat nog niet
zo eenvoudig is. Bovendien ontbreekt het gezonde aanbod vaak helemaal, omdat
het niet opkan tegen de verlokkingen van vet of zoet, of omdat er weinig winst
op te maken valt.
Laat die 26 miljoen in zijn geheel gaan naar de
terugkeer van de diëtiste in het verzekeringspakket en de mogelijkheid van
individuele begeleiding voor diegenen die dat nodig hebben. Maar vooral naar
het weren van ongezond voedsel en frisdrank uit de directe omgeving van het
kind en de puber. Dáár valt in de preventie en bestrijding van obesitas en
overgewicht de meeste winst te behalen. Op dit moment echter, lijkt het erop
dat de economische winst zwaarder weegt dan de gezondheidswinst. Ik vrees dan ook
dat het pubergesprek er uiteindelijk wel en de gezonde omgeving er niet zal
komen. Omdat het uiteindelijk toch makkelijker is overgewicht tot een
individueel beheersingsprobleem te reduceren.
Noten:
(1)Als ik me goed kan herinneren en volgens mijn
dochter. Opvallend is dat er op internet geen antwoord is te vinden op de
volgende simpele vraag: op welke leeftijd / hoe vaak gaan kinderen naar de
schoolarts?
(4)http://www.foodholland.nl/nieuws/artikel.html?id=139184,
onderzoek van GfK: Growth from Knowledge, voorheen bekend als Intomart
(6)Laten we het een volgende keer over de volwassenen
hebben
(7) http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3250239/2012/05/03/Patatverbod-rond-scholen-in-Amsterdam.dhtml
(8) Aleid Truijens, ‘Patatverbod is idioot en
betuttelend’ Volkskrant; 09 mei 2012
(11) Zie hiervoor de campagnes van Foodwatch: http://foodwatch.nl/
(14) Zoals Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) of De
Gezonde School