(deel 3 van de serie: Jeugd van school
naar werk, of het belang van een historische en maatschappelijke context)
In april 2012 verscheen het bericht dat
Minister Van Bijsterveldt een mbo opleiding voor méér jongeren aantrekkelijk
wil maken. Dit lijkt in eerste instantie een nobel streven en dat is het
misschien ook, maar laten we toch eens kijken naar een fundamentele vraag: waarom
zitten jongeren op school?
Het huidige onderwijsstelsel is ontstaan
vanuit twee gedachten die niet noodzakelijk met elkaar samenhangen. De eerste
is die van vorming, de persoonlijke ontwikkeling, identiteitsvorming, waarbij
de intrede in de volwassen samenleving uitgesteld wordt en de jongere wordt
beschermd tegen al te volwassen eisen. Hierbij gaat het om het verwerven van
kennis en vaardigheden en de ontwikkeling van het vermogen tot kritisch
nadenken en moreel oordelen. Deze definitie werd in de 18e eeuw
in Duitsland door Wilhelm von Humbold geformuleerd, en hij noemde dit Bildung.
De tweede gedachte is die van de
beroepsvoorbereiding, waarover ik hiervoor al iets heb verteld, dit wordt
Ausbildung genoemd. Deze twee gedachten zijn terug te vinden in beide soorten
onderwijs: het algemeen vormende onderwijs en het beroepsvoorbereidende
onderwijs, maar het zal duidelijk zijn dat de nadruk bij het algemeen vormende
onderwijs ligt op jawel, de algemene vorming en bij het beroepsvoorbereidende
onderwijs op … juist …de beroepsvoorbereiding. Toch is het interessant om naar
beide opdrachten van het onderwijs te kijken.
Want wat er de laatste jaren zichtbaar
wordt, met name in het beleid van Minister van Bijsterveldt, is dat de
opdracht van Bildung in het geding komt, met name in het mbo. En dat ook in het
hoger onderwijs de nadruk steeds meer komt te liggen op Ausbildung, al was het
maar omdat de studieduur enorm verkort is. Terwijl juist die Bildung op langere
termijn méér kan opbrengen: iemand die lang studeert en meerdere vakken volgt,
heeft een groter reservoir aan mogelijkheden, wat misschien lastig is bij de
entree op de arbeidsmarkt, maar op langere termijn veel meer kansen biedt en
bovendien toegevoegde waarde heeft. Juist bij de postmodernistische
kennismaatschappij die wij willen zijn sluit dit het beste aan. Natuurlijk is
er in de toekomst behoefte aan specifiek geschoolde beroepskrachten. Maar die
zijn ook heel kwetsbaar voor de grillen van de arbeidsmarkt, en dan is het
lastig om je nog om te scholen. Op dit moment lijkt het dat jongeren in het mbo
minder vaak kiezen voor techniek of zorg, terwijl in de toekomst dáár juist
veel krachten gevraagd zullen worden. Maar zoals ik al zei, het is lastig in de
toekomst te kijken.
Daarbij komt, en dat zagen we al bij de
eerste casus, dat er door de technologische ontwikkelingen nieuwe functies
ontstaan waarvoor nog geen opleiding bestaat. Het is onmogelijk voor jongeren
om – als ze tot hun 70e zouden moeten werken- bijna 50
jaar vooruit te kijken. Hoe beroepsgerichter en hoe lager een jongere is
opgeleid, des te moeilijker wordt het in de toekomst om je aan te passen. Veel
jongeren (of hun ouders) beseffen dit en kiezen daarom een zo breed mogelijk
pakket. Het vreemde is echter dat er zo ontzettend veel verschillende
opleidingen en studies zijn (ik heb geprobeerd te achterhalen hoeveel, maar dat
viel niet mee. De website studiekeuze123 zegt dat je daar 2500 studies voor hbo
en wo kunt vergelijken. Het geeft een idee). Kortom: op korte termijn lijkt het
goed om een specifieke studie te kiezen, op langere termijn heb je er meer aan
om zo breed mogelijk geschoold te zijn.
De enorme hoeveelheid studierichtingen
zorgt ook voor grote keuzestress bij jongeren. In dit geval moeten we ons
vooral realiseren dat jongeren de laatste jaren naast méér keuzemogelijkheden,
ook nog eens veel minder ruimte hebben om te experimenteren, te wisselen van
studie of om studies te combineren. Juist deze ruimte is belangrijk voor de
vorming van jongeren. Deze speelruimte is wegbezuinigd door heren en dames die
wèl 8 tot 10 jaar over hun studie hebben kunnen doen. Tegenwoordig is ook veel
commentaar op ouders die meegaan naar open dagen van hogeschool en
universiteit, om hun kind te helpen kiezen. Deze ouders zouden hun kind niet
los kunnen laten, die kinderen worden zo niet zelfstandig, zo klagen de
artikelen (o.a. in het Volkskrantmagazine van 24 maart 2012). Maar zo
vreemd is het niet, met al die keuzemogelijkheden en de enorme financiële druk
om meteen de “goeie” studie te kiezen. Een onderzoeker die goede
artikelen schrijft over studiekeuzes en keuzestress, is Tom Luken. Hij betoogt
dat het niet zozeer een kwestie is van de juiste keuze maken, als wel leren van
het gehele proces.
Wat betreft de ouders is er nog een
aspect. Zoals we zagen is de onderwijsdeelname in de na-oorlogse decennia enorm
gestegen. Er was een sterke opwaartse mobiliteit. Kinderen volgden langer en
vaak ook hoger onderwijs dan hun ouders. Dat was destijds een reden om je
ouders niet mee te nemen naar de open dag, zij wisten er minder van dan hun
kinderen. Die ontwikkeling is ongeveer ten einde, voor het grootste deel van de
huidige generaties kinderen en hun ouders geldt dat de ouders mogen hopen dat
hun kinderen een vergelijkbare opleiding en toekomstige sociaal-economische
positie zullen hebben als zij. Dit geldt overigens veel minder voor allochtone
kinderen –met name bij de meisjes. Juist daar is een sterke stijging in
opleiding en onderwijsdeelname ten opzichte van hun ouders zichtbaar.
Veel ouders maken zich dus zorgen om de
toekomstkansen van hun kinderen, het halen van een diploma is immers
belangrijker dan ooit. En lastiger. Daarbij komt dat de mobiliteit eerder
neerwaarts is geworden (kinderen die ten opzichte van hun ouders dalen op de
statusladder) dan opwaarts. Want tussen beide (onderwijs)systemen is weinig
verbinding. Het is heel moeilijk om van vmbo naar havo te gaan, of zelfs van
mbo naar hbo. Dit is dan ook de reden dat ouders hun kind liever naar mavo-havo
sturen dan naar het vmbo. Dit zou ook heel goed de reden kunnen zijn dat
kinderen in Nederland vaker blijven zitten (ook over dit onderwerp verschenen
krantenberichten (1): ouders dringen erop aan dat ze
niet naar de beroepskolom gaan, omdat ze weten dat terugkeren naar de algemeen
vormende kolom heel moeilijk, zo niet onmogelijk is.
Daar wordt heel moeilijk over gedaan
(het is een beetje taboe om het te zeggen), maar ouders beseffen dat de
splitsing in het onderwijssysteem een weerspiegeling is van een
maatschappelijke tweedeling. De route die je neemt, die van de
beroepsvoorbereiding of die van de algemene vorming, is bepalend voor je
toekomst. De Minister doet er goed aan om jongeren die een beroep willen leren
te stimuleren. Maar met het oog op de toekomst doet ze er nog beter aan om
doorstroom tussen beide systemen te verbeteren. En het concept van een leven
lang leren nog eens uit de kast te halen en af te stoffen, want daarvan
is nog niet veel terecht gekomen. Voor de toekomst van de kinderen èn voor de
toekomst van de samenleving.
Wat ik in deze lezing/blogreeks heb
willen laten zien is hoe actuele onderwerpen ingebed zijn in de geschiedenis
van onderwijs en arbeid en dat het goed is om fundamentele vragen te stellen
en/of een langeretermijnperspectief te hanteren. Voor jongeren echter, is dit
onmogelijk. Zij zijn er in hun hersenontwikkeling nog niet aan toe om zoveel
decennia vooruit te kijken. Als volwassenen moeten wij hun daarbij dus helpen.
Dat kan door de volgende punten in gedachten te houden:
1. De beroepskolom leidt op tot een beroep. Dat is een groot goed, daar moeten we trots op zijn. De samenleving heeft goede beroepskrachten nodig. Er zijn wel nadelen: een mbo diploma geeft een lager salaris dan een hbo diploma; doorstroom van mbo naar hbo is erg lastig, opstroom naar de algemeen vormende kolom is nog lastiger of vrijwel onmogelijk. Mensen met een specifieke beroepsopleiding zijn minder flexibel dan die met een algemeen vormende opleiding en daarmee dus kwetsbaarder voor de nukken van de arbeidsmarkt. Besef dat als werkgevers zitten te springen om kapsters, dat dit over twee jaar voorbij kan zijn, hoed je dus voor de varkenscyclus !
1. De beroepskolom leidt op tot een beroep. Dat is een groot goed, daar moeten we trots op zijn. De samenleving heeft goede beroepskrachten nodig. Er zijn wel nadelen: een mbo diploma geeft een lager salaris dan een hbo diploma; doorstroom van mbo naar hbo is erg lastig, opstroom naar de algemeen vormende kolom is nog lastiger of vrijwel onmogelijk. Mensen met een specifieke beroepsopleiding zijn minder flexibel dan die met een algemeen vormende opleiding en daarmee dus kwetsbaarder voor de nukken van de arbeidsmarkt. Besef dat als werkgevers zitten te springen om kapsters, dat dit over twee jaar voorbij kan zijn, hoed je dus voor de varkenscyclus !
Een voordeel van de beroepskolom is dat
jongeren actiever bezig zijn met hun arbeidstoekomst, o.a. door stages en het
kiezen van een beroepsrichting (hoewel jongeren ook nog vaak switchen,
bijvoorbeeld bij de overstap van vmbo naar mbo). Door het beroepsgerichte
karakter van deze onderwijsvorm is de aansluiting met de arbeidsmarkt op korte
termijn heel goed.
2.Wat betreft de algemeen vormende
onderwijskolom: deze biedt op langere termijn meer kansen en hoger salaris. Het
nadeel is dat de wereld van werk ver van de leefwereld van de jongere is komen
te liggen. Er mag daarom best nadruk komen op de vormende werking van het
algemeen vormend onderwijs en het belang daarvan voor de arbeidstoekomst. Met
name kun je jongeren stimuleren om zo breed mogelijk te kiezen, tenzij sprake
is van een sterk vaststaande wens. Beperking is risico. Kiezen is
noodzakelijk, maar keuzes moeten niet voorgesteld worden als: je moet in één
keer de juiste, superleuke en helemaal bij jou passende studie kiezen. Dat is
het recept voor teleurstellingen. Een studie is niet altijd leuk en past zeker
nooit voor 100% bij je. Het gaat meer om het leerproces, daar hebben jongeren
de komende vijftig jaar wat aan.
Voor alle jongeren van nu geldt: ze
zullen zich in de komende 50 jaar steeds moeten aanpassen aan veranderingen op
de arbeidsmarkt in een werkveld dat steeds minder zekerheden biedt. Daarom is
het belangrijk dat we ze versterken in hun individuele capaciteiten èn hun
flexibiliteit.
Noten:
Goed inhoudelijk en inzichtelijk stuk, Mieke! Ik denk dat bepaalde onderwijsinstellingen te vaak in de media in een kwaad daglicht worden gesteld. Enerzijds vanwege domweg onwetendheid en anderzijds omdat slecht nieuws wat betreft jongens en meisje met een migrantenachtergrond waarvan een redelijk deel op het mbo
BeantwoordenVerwijderenzijn/haar opleiding volgt, voor sensatie zorgt. Een soort van bevestiging van de heersende vooroordelen.